Als ik straks mijn diploma cum laude haal, dán doe ik er echt toe. En als ik dan eindelijk zelfverzekerd voor vijftig man sta te presenteren, dán pas mag ik er echt zijn. Misschien herken je dat soort gedachten wel. Als het ene verbeterpunt gefixt is, dient het volgende zich alweer aan. Dat hoge latten verplaatsen was mijn natuurlijke gedrag rond mijn 20e. Er waren altijd dingen die beter konden, en ik zag mezelf als een project. Blijven schaven en schaven totdat ik ooit mijn onhaalbaar hoge lat zou halen en oprecht kon zeggen “Ik ben oké”. Je raadt het al: daarin geloven heeft niets te maken met je stinkende best doen om onmogelijke doelen te behalen. Wel met stoppen met streven en geloven dat je nu al een prima persoon bent. Hoe overtuig je jezelf daarvan?
Daar zat ik dan
“Hoi, ik ben Romy!” Met die woorden schudde ik de hand van een logopediste. Het is een jaar of vier geleden. Ik had van een oud-collega te horen gekregen dat ik maar eens iets lager moest praten en dat mijn stem niet professioneel was. Het duurde hooguit één dag na haar commentaar voordat ik een afspraak bij een logopedist maakte. Dit moest opgelost worden.
Het was niet de eerste keer dat ik mezelf een fixdoel oplegde. In al die jaren heb ik heel wat keren werk gemaakt van het oplossen van gebreken. Alles wat ik niet kon (of beter gezegd: naar mijn smaak niet goed genoeg kon) zag ik als een actiepunt. En als ik iets wel kon maar merkte dat er een paar flinke scheppen bovenop konden, dan deed ik dat. Zo vond ik dat ik pas goed genoeg was als ik mijn diploma cum laude zou halen. Als ik er een Honours-programma bij zou volgen. En toen ik dat later haalde, vond ik dat ik op z’n minst een Research Master moest doen. En ook die moest ik dan met minimaal een acht afronden. Het lukte allemaal. Maar wat voor doel ik ook behaalde, ik kon het onmogelijk goed genoeg doen.
Zo zachtaardig als ik vaak was naar anderen, zo hard was ik richting mezelf. Mijn gedrag richting mezelf had wel wat weg van die tekenfilmfiguren die met een zweep hardhandig hun personeel opjutten om slavenwerk te verrichten. Maar bij mij was het geen boze stiefmoeder of veeleisende leidinggevende die me hiertoe dwong. Ik was zelf degene die me onmogelijk hoge doelen oplegde. En het erge is: zelfs als ik dan een cijfer had behaald, een diploma op zak had of met de logopediste mijn doel had bereikt, kon ik nog niet oprecht zeggen “Ik ben oké”. Dan diende het volgende kan-beter-idee zich wel weer aan.
Je mag er zijn met al je kanten
Het mooiste inzicht over dit continue lat-verleg-gedrag kwam van een coach. Ik had op dat moment allerlei gedachten over mezelf: “Ik kan soms zo snel overprikkeld raken. Dat is toch niet normaal?” of “Ik heb tijd voor mezelf nodig als ik een middag op een grootschalig gevierde verjaardag ben geweest. Het is vast raar dat ik daarna aan een infuus van alleentijd moet voordat ik weer enigszins aanspreekbaar ben.”
Al snel ging ik ontdekken dat ik geen probleem had. Of nou, mijn probleem was hoe ik over mezelf dacht. Dat ik veel dingen zwart-wit zag. Iets is óf normaal óf abnormaal. Je bent perfect óf je bent niet perfect. Een eigenschap is goed óf slecht. En alles wat niet goed aan je is, dát moet je fixen. Je moet erin groeien, jezelf erin verbeteren, iets doen om te passen in het plaatje. Het plaatje dat je zelf in je hoofd hebt geprent.
Deze man leerde me iets moois:
Je hoeft niet perfect te zijn. Je moet héél zijn.
Oftewel: je hebt altijd een heleboel kanten en eigenschappen in je. Met sommige pronk je vol trots; andere houd je liever voor de buitenwereld verborgen. Je hebt dingen die mooi aan je zijn, waar je in uitblinkt of waar anderen je om loven. En je hebt dingen waarvan je denkt “Had niet gehoeven!”. Het zit hem er niet in dat je al die “Weg ermee”-eigenschappen verhelpt of er op z’n minst een paar cursussen tegenaan gooit om zover te komen. Je kunt nooit perfect zijn. Dat moet je ook niet willen. Het gaat erom dat je een héél persoon kunt zijn. Een mens met goede en slechte kanten. Want juist als je niet steeds afwijst wat ook in je zit, maar al je kanten accepteert, kun je jezelf echt laten zien zoals je bent.
Je hoeft niet alsmaar aan jezelf te werken
Als je ook de hoge-lat-leg-neiging hebt, loop je het gevaar continu aan jezelf te willen werken. Ook ik ben vaker tegen die lamp gelopen. Zo deed ik een paar maanden geleden voor werk iets wat mijlenver buiten mijn vertrouwde doe-ik-even-taken ligt. Het was niet “even iets nieuws proberen”; het was alsof ik mezelf met hoogtevrees en al dwong om een onbegeleide parachutesprong boven het Himalaya-gebergte te maken zonder eerst een beginnerscursus parachutespringen te volgen. Ik vond dat ik mezelf maar eens moest uitdagen. Om al snel te merken dat dit wel heel ver uit mijn comfortzone lag. Wat ik had, waren geen gezonde zenuwen. Het waren nachtelijk gepieker en een veel te vol hoofd.
Toen het voorbij was en ik weer enigszins helder kon nadenken, ging ik mezelf opeens vragen stellen. Waarom had ik mezelf dan zover uit mijn comfortzone gepusht? Waarom vond ik dat iemand moest worden die ik niet was? Waarom vond ik dat ik dit perfect moest kunnen, ook al had ik het nog nooit gedaan? Opeens wist ik het: ik zag mezelf als een project. Wat ik nog niet denderend goed kan, moet ik fixen. Zeker als anderen het ook gewoon moeiteloos lijkt af te gaan. Dingen die ik spannend vind, moet ik maar leren kunnen. En als dat met moeite gaat, dan moet ik er maar hulp bij betrekken. Alles om goed genoeg te worden.
Alleen is dat wel zo? Ligt in al je gebreken een werkpunt? Hoe mooi zou het zijn als je ondanks je werkpunten kunt inzien dat je ook zo al oké bent.
Ik ben oké, jij bent oké
Op internet kwam ik een mooie theorie (van Eric Berne) tegen over dit onderwerp. De theorie gaat ervan uit dat je meestal voornamelijk door één van deze vier brillen naar de wereld, naar jezelf en naar de ander kijkt.
- Ik ben oké, jij bent oké.
- Ik ben oké, jij bent niet oké.
- Ik ben niet oké, jij bent oké.
- Ik ben niet oké, jij bent niet oké.
Het idee is dat je vaak één standaardpositie hebt. Die positie neem je meestal aan of je neemt die positie automatisch in zodra het spannend wordt of je gestrest raakt. In het ideale geval bekijk je de wereld door die eerste bril. Je vindt jezelf niet minder waard dan de ander en accepteert jezelf net zo goed als dat je de ander accepteert.
Maar als je twijfelt aan je eigen oké-zijn, dan heb je vaak last van het derde (of soms het vierde) scenario. Je hebt bijvoorbeeld regelmatig het idee dat er iets mis is met jou en plaatst daarbij de ander op een voetstuk. Wie je ook tegenkomt, je ziet de andere persoon altijd als de maatstaf voor “normaal” zijn of als een voorbeeld waar jij aan moet voldoen. Jouzelf zie je als minderwaardig aan die ander. Je legt je eigen gebreken onder een vergrootglas en ziet vooral al het mooie aan de ander. Maar in essentie zijn we inderdaad allemaal evenveel waard.
Niet alles ligt aan jou
Ik moest terugdenken aan de periode in loondienst waarin ik in een chic kantoor werkte met mensen in dure pakken en met secretaresses die de manchetknopen van die duurbetaalde heren kwamen opspelden. Regelmatig vroeg ik me af “Wat doe ik hier?”. Ik voelde me niet op mijn plek. En in plaats van naar dat gevoel te luisteren, bleef ik het probleem bij mezelf leggen. Ik moest blijkbaar veranderen om te blenden in deze mooie Zuidas-omgeving. Ik moest misschien maar chiquere blazers aantrekken, cursussen volgen om mijn zachtheid in te ruilen voor hardheid en het doodnormaal vinden dat je op vrije dagen doorwerkt.
Pas later ging ik beseffen dat er ook zoiets bestaat als mismatches. Dat je soms op een plek bent waar je je niet fijn voelt, en dat je dan naar dat geval mag luisteren. Dat je soms met mensen bent die je niet begrijpen, maar dat dat niet altijd iets zegt over jou. Dat je je soms eenzaam voelt in gezelschap en dat ook dát niet betekent dat jij geen leuk mens bent. Je hebt gewoon niet de juiste mensen om je heen.
Ik weet nog dat ik in mijn allereerste supermarktbaantje (alweer 13 jaar geleden) mijn draai niet kon vinden. Als ik zaterdagochtend op het werk aankwam, voelde ik me een buitenbeentje na mijn thuisblijf-vrijdagavond terwijl anderen de wildste uitgaansverhalen hadden en zichtbaar hun kater nog niet hadden uitgeslapen. Was ik nou zo’n saaie doos of waren zij nu zo’n feestbeest?
Maar nee, ik had gewoon op dit punt geen raakvlakken met de ander. Het is niet erg om niet met iedere groep in te blenden. Als je maar niet alles op jezelf betrekt. Jij bent oké. De ander is oké.
Wat je anders maakt, maakt je niet gek
En dan nog iets: niet alles wat jou anders maakt dan de persoon tegenover je is “gek”. Bestaat er überhaupt zoiets als “gek” en “normaal”? Is het niet gewoon zo dat iedereen anders in elkaar steekt en dat dat de wereld ook zo interessant maakt? Ik ben elke avond nogal dankbaar dat ik niet naast een Romy-kloon op de bank plof.
Op de middelbare school is vaak het belangrijkste puberdoel om te zijn zoals de rest. Maar hoezeer dat in die tijd ook een levensmissie kan lijken, later zal je merken dat je vele malen leuker bent als je niet “zoals de rest”, maar vooral “zoals jezelf” bent.
Ik herinner me nog dat ik me als tiener vaak kapot schaamde als ik in een gesprek over blockbuster-films voor de zoveelste keer niet kon meepraten, omdat ik meer van de Alles is Liefde– en Despicable Me-achtige feelgood was dan van de Oscar-winnende actiefilms. Ik zou er haast de schietfilm voor aanzetten om maar te kunnen meepraten. Ik dacht dat ik raar was wanneer ik als enige om twaalf uur inkakte op een feestje, terwijl de rest (vaak wel met een paar slokken op) er nog bijzonder wakker en joviaal uitzag.
Maar alles wat je anders maakt, maakt je juist jou. En yep, dat moet ik mezelf ook nog regelmatig influisteren als ik weer eens onzeker een gesprek naderhand zit te overanalyseren, bang dat ik de gek van de kringverjaardag was. Maar weet dat je zo al goed genoeg bent. Met de dingen die je anders maken. Met wat je kunt. Met wat je niet kunt. En met alles daartussenin.
Ook zonder jezelf te fixen, zonder het ene na het andere coachingstraject te volgen in de hoop op je minpunten meer te kunnen verdoezelen. Jij mag jij zijn. Doe dat alsjeblieft.
Hoe leer je jezelf meer oké te vinden?
Lezen dat je oké bent, is wat anders dan er zelf ook echt in geloven. Twijfel je nog? Kun je gewoon een reminder gebruiken? Dit zijn dingen die ik zelf toepas als ik meer wil geloven in de zin “Ik ben oké”.
- Herken hoe jij naar jezelf en naar de ander kijkt. Merk je dat je jezelf regelmatig in de “Ik ben niet oké”-positie wurmt, aan jezelf twijfelt of jezelf gaat vergelijken met de ander? Kun je ook merken wat die neiging triggert? Het patroon bij jezelf herkennen is al een eerste stap. Hoe vaker je het opmerkt, hoe makkelijker het wordt om er een volgende keer een stokje voor te steken.
- Bedenk waar jouw bril op de wereld vandaan komt. Heb je misschien vroeger dingen meegemaakt die je een “Ik ben niet oké”-gevoel geven? Denk aan pesten, een nare ervaring of dingen die een leerkracht ooit tegen je heeft gezegd. Vaak gaat de bril die je opzet niet over de wereld zoals die nu is, maar projecteer je nare ervaringen van vroeger op het nu. Vroeger had je het gevoel er niet bij te horen, dus zet je jezelf nu ook in gedachten buiten de groep. Maar vroeger is vroeger, en nu is nu. De dingen die toen zijn gebeurd, bepalen het heden niet.
- Start niet te veel aan-jezelf-werkprojecten tegelijk. Heb ik geprobeerd, is geen aanrader! Het is altijd goed om aan jezelf te werken. Maar ga dan niet tegelijkertijd én je onzekerheid aanpakken én je voedingspatroon verbeteren én met een logopedist oefenen én een cursus timemanagement volgen én een faalangsttraining volgen omdat dat vast ook zinvol is. Zie jezelf niet als een werkproject. Door te veel aan jezelf te willen sleutelen, loop je het gevaar dat je jezelf steeds als “nog niet goed” ziet.
- Zie je mindere kanten niet als fixpunten. Iedereen heeft mindere dingen. De één is geweldig creatief, de ander meer analytisch. Natuurlijk is het goed om ergens iets aan te doen als het je in de weg zit. Maar laat je alsjeblieft niet door je buurvrouw of een vage kennis aanpraten dat je dingen moet fixen waar jij of je meest dierbare mensen geen last van hebben (zoals in mijn geval die niet heel lage stem).
- Besef dat je in sommige opzichten bent zoals je bent. Ik heb echt moeten leren dat introversie een eigenschap is, en dat daar net zo min iets mis mee is als met extravert of ambivert zijn. Het is hoe ik in elkaar steek en het is niet iets wat ik hoef te veranderen of kan veranderen. Sommige eigenschappen of labels heb je nu eenmaal. Schaam je er niet voor, maar verdiep je erin hoe je ermee kunt omgaan. Dan worden dingen zoveel makkelijker dan als je ertegen blijft vechten dat dit is hoe je bent.
- Luister naar je onderbuikgevoel. Voel je je in bepaald gezelschap niet op je gemak? Heb je het idee continu op je tenen te moeten lopen bij een bepaald persoon? Neem het gevoel serieus en kijk of je er iets mee kan. Voel je dit bijvoorbeeld op je werk? Vraag je af of deze werkplek dan wel echt bij je past. Heb je dit regelmatig bij een vriend? Ga dan bij jezelf na of deze persoon je wel accepteert zoals je bent. Het is oké om niet te matchen, maar stop dan ook met proberen dat wél te doen.
- Doe minder vaak alsof. Jezelf anders voordoen dan je bent, gaat vaak onbewust. Ik heb me er ook vaak schuldig aan gemaakt. Dan voelde ik me rot, maar deed ik alsof het wel ging. Ik was compleet overprikkeld en had behoefte aan tijd alleen, maar acteerde dat ik het reuze-gezellig vond om te blijven avondeten. De laatste tijd probeer ik in dat soort dingen écht te zijn wie ik ben en ook eerlijk aan te geven wat ik voel of nodig heb. Pas als je echt jezelf bent in contact met anderen, kun je merken dat er niets mis is jouw ware ik. Dat is de basis om te ervaren “Ook voor anderen ben ik oké”.
- Kijk of je ook dingen “middelmatig” kunt doen. Zeg eens eerlijk: voelt het voor jou als een optie om iets nieuws te leren en daar niet meteen goed in te zijn? Of om je tijd te verdoen met naar buiten staren of veel te dure interieurs op Pinterest bekijken? Iets wat mij heeft geholpen om met een minder strenge blik naar mezelf te kijken, is vaker dingen voor de leuk te doen. Iets proberen zonder er meteen een groeicurve in te willen zien. Te spelen zonder doel. Dat helpt mij om te beseffen dat ik niet alles goed, beter, best hoef te kunnen en dat aanklungelen ook prima is.
- Benoem vaker waar jij goed in bent. Als “Ik ben oké” een zin is die allesbehalve tot jouw standaardvocabulaire behoort, dan komt dat misschien omdat je focus volautomatisch verschuift naar alles wat beter kan. Roep je kritische stem een halt toe en schrijf à la minute 5 dingen op waarvan je weet “Dit kan ik best aardig” of “Dit vind ik mooi aan mij”. Ja, je hebt mindere kanten, net als ieder ander mens. Maar daar staat ook genoeg prachtigs tegenover! Meer dan genoeg om te geloven “Ik ben oké”.
Om de positiviteit aan te zwengelen: wat vind jij 2 mooie dingen aan jezelf?
BLIJF OP DE HOOGTE
Ik ben benieuwd wat jij vindt…
Recente blogs
Geen succesverhaal zonder hobbels – en dat is oké!
Succesverhalen. In de media worden we ermee doodgegooid. De ene verandert van een simpele koksleerling in een meesterkok. Een meisje zonder opleiding wordt een succesvol ondernemer met een miljoenenbedrijf. En iemand die zwaar in de put zit lijkt wel van de ene op de andere dag weer te stralen van geluk. Natuurlijk is het geweldig inspirerend om te lezen wat iemand heeft bereikt. Maar soms geven die verhalen een vertekend beeld. Want horen er niet bij elke weg omhoog ook lastige strubbelingen, hardnekkige onzekerheden en venijnige hobbels? Ik denk het wel! En dat is helemaal oké!
15x overbodige ballast die ik uit mijn rugzak heb getild (of wil tillen)
Ongemerkt kun je heel wat kilo’s aan ballast meezeulen op een dag. Dan heb ik het niet over de zware tas vol weekboodschappen of de stenen voor het nieuwe tuinpad. Ook je spreekwoordelijke rugzakje kan aardig vol raken met emoties, moetjes, onnodig leed en andere overbodige meuk die zich in je hersenen of agenda heeft gewurmd. Dit zijn 15 soorten ballast die ik met plezier uit mijn stampvolle rugzak heb gegooid (of er voorzichtig uit aan het gooien ben).
Mooi leven | Maak het leven mooier met deze 26 gewoontes
Niet elke dag is een geluksdag. Niet elke dag sta je fluitend voor de spiegel omdat je er zo enorm veel zin in hebt om te gaan beleven wat de dag voor je in petto heeft. Maar zelfs op zo'n dag kun je er nog iets van maken. Je leven mooier maken hoeft niet ingewikkeld te zijn. Dit zijn 26 gewoontes die ik op zowel de fan-tas-tische als de ronduit-ruk-dagen toepas om het leven mooier te maken.
(Ik kan gaan nitpicken en zeggen dat de zoektoch naar heel te worden ook een soort van lat is, maar dan een gezondere .. maar :P) Ik leerde gelukkig al heel vroeg dat ik mag zijn wie ik ben, of wie ik wil zijn. Dat er geen ’top’ is en dat iedereen andere kwaliteiten heeft – én dat je het nooit iedereen naar de zin kan maken. Want ik geef er geen moer om of iemand een MBO opleiding heeft gedaan of een universitaire studie. Kan me geen bal interesseren of je op de Zuidas werkt of in het magazijn van een garage. Nou ben ik niet zo naief dat ik denk dat iedereen okay is, want ik ben helaas oud genoeg om te weten dat er ‘vervelende’ mensen zijn. Maar de standaardmeetlatten die andere gebruiken begrijp ik niet.
Positief! Ik ben heel blij met mijn nerdy instelling, en ik ben heel tevreden over wat ik tot nu toe van mijn leven gemaakt heb. Ik heb geen eigenschappen waar ik supertrots op ben of zo, want dat zit niet in me. Er zijn geen echte toppen die ik bereikt heb waar ik mijn zelfesteem aan op hang. … En ik denk dat ik daar (.. met die eigenschap ..) dan misschien nog wel het gelukkigst mee ben 😀