Ik loop met mijn moeder door het Palacio da Pena: het prachtige knalgele kasteel in Lissabon. Mijn tintelende kuiten laten wel merken dat ik er net een flinke wandeling op heb zitten (we hadden de memo gemist dat de meeste mensen met een tuktuk of bus omhoog gaan en dat dat misschien een reden heeft…). Maar het uitzicht is het zó waard. Ik pers er een zucht van opluchting uit: wat is het prachtig hier. Met mijn camera in de aanslag wandel ik richting het uitzichtpunt. Om twee stappen later verstijfd stil te staan als ik zie dat een modelachtig uitziend meisje op een muurtje boven de afgrond staat te balanceren voor dat ene #instaperfect-kiekje. Bam. Mijn hoogtevrees is weer van de partij.
Plaatsvervangende hoogtevrees
Mijn hoogtevrees werkt dus een beetje raar. De meeste mensen die bang zijn voor hoge hoogtes zouden waarschijnlijk niet voor hun lol van een rodelbaan op 500 meter boven zeeniveau naar beneden gaan of vrijwillig op de 86e verdieping van de Empire State Building in New York foto’s maken. Doe ik allebei wel. Graag zelfs. Maar ik ben dan weer wel als de dood voor andere dingen. Zo heb ik regelmatig last van plaatsvervangende hoogtevrees.
Als ik kinderen zie klimmen op kasteelmuren, krijg ik de neiging om me acuut met de opvoeding te bemoeien. “Weet je wel hoe gevaarlijk dat is?”, wil alles in me uitroepen. Ik ben als de dood dat een schattig kindje tien meter naar beneden kukelt. Ook als Bart een paar centimeter te ver vanaf een afgrond naar beneden tuurt, gaan de kriebels door mijn hele lijf.
“Engerd, blijf hier alsjeblieft!”, roep ik alsof mijn vriend zojuist heeft besluiten een parachutesprong zonder parachute te maken.
Zo erg is het allemaal niet. Maar in mijn hoofd komen wat scenario’s voorbij die ik liever snel weer vergeet. Dus ja, dat ene fotogeniekje meisje dat vast drie minuten later een fashionable foto op haar Instagram-feed heeft gedeeld, kon ik niet aanzien. Wat als ze naar beneden was gevallen?
Balkonangst
Maar mijn hoogtevrees gaat verder. Het heeft me nooit belemmerd om uitzichttorens te beklimmen en bij mensen op bezoek te gaan die op de tiende verdieping van een flatgebouw wonen. Maar eerlijk is eerlijk, ik heb zo mijn angsten. Gek genoeg is het alsof er bij mij een grens aan zit. Sommige dingen zijn zó hoog dat ik geen last meer heb van hoogtevrees. Bij appartementen op de achtste verdieping zit ik zeker niet ontspannen aan mijn watertje te nippen op het balkon. Liever kijk ik mijn gesprekspartner star aan dan dat ik ook maar iets zie van de diepte onder me.
- Weet je wel hoe hoog het is?
- En hoe ver ik zou vallen als ik hier naar beneden kukel?
- En als ik mijn telefoon nu laat vallen, dan brengt die het er vast ook niet levend van af?
Dus nee, in mijn eigen huizenzoektocht had ik één criterium voor een appartement waar geen compromissen voor mogelijk waren: hoger dan de derde etage wilde ik niet wonen. Uiteraard laat ik vrolijk mijn gezicht zien bij vrienden die het wel hogerop hebben gezocht. Maar bij hen op het balkon staan blijft een ding.
Vloer onder mijn voeten graag
En zo heb ik wel meer dingen die ik spannend vind. Op glazen vloeren zie je mij niet lopen. Ook niet met ogen dicht. Want joh, het blijft een glazen vloer. Vlak bij ons huis kun je ergens op twee hoog wandelen over rasters. Doe ik ook liever niet. Ik ga niet zo lekker op een ontbrekende vloer onder mijn voeten. Met uitkijktorens waarbij je door de rasters zo naar beneden kijkt, maak je mij ook niet blij. Ik ga er heus wel dapper op, maar weiger om door de trap een glimp van de ondergrond op te vangen. Blik op oneindig en de hand stevig aan de reling – dan gaat het wel.
Ook balkons met glazen zijkanten vind ik spannend zodra ze zich hoger dan de derde verdieping bevinden. Daarnaast blijf ik bij relingen altijd veilig op een afstandje. Mij hoeft niemand te waarschuwen dat ik “niet zo eng dichtbij de rand” moet staan. Van mezelf blijf ik er ver vandaan. Hoogtes zijn prima. Zodra ik maar niet pal naar beneden hoef te staren, maar in de verte over de omgeving kan uitkijken.
Verdieping 86 graag!
Dat maakt het zo gek dat ik tegelijkertijd prima op tweehonderd meter hoogte over een stad kan uitkijken. De Martinitoren in Groningen, de Begijntoren in Gent, de kerk in Bologna, de Empire State Building in New York, de Eiffeltoren in Parijs… ik heb op allerlei torens op de top gestaan. Vrolijk zwaaiend voor de camera. En nee, die vrolijkheid was niet geveinsd. Ik heb op de universiteit jarenlang op de twaalfde verdieping gestudeerd en later gewerkt. Ook niets spannends aan! Ik zat immers veilig achter glas en het uitzicht was zó hoog dat ik geen kans had om bang te zijn.
Het is alsof mijn hoogtevrees een grens heeft. Op een gegeven moment is het zó hoog dat ik de angst niet meer heb.
Vanaf een bepaalde hoogte vind ik het uitzicht simpelweg mooi, niet eng. Alsof naar beneden vallen dan niet meer als een optie voelt. Alsof een stel muren dat maar hoog genoeg is om me heen compenseert hoe hoog het wel niet is.
Op wolkenkrabbers staan doe ik dan ook zonder morren. Het uitzicht over New York vond ik net zo magisch als ieder ander. En ook de Eiffeltoren moest en zou ik vanaf de top hebben gezien. Prachtig, mooi, gaaf – vond ik oprecht. Mijn hoogtevrees was nergens te bekennen.
Angst voor vallende camera’s
En dan heb ik nog iets grappigs. Mijn hoogtevrees gaat ook over spullen. Ik mag dan zelf in een prima mentale gesteldheid verkeren als ik op de 86e verdieping van de New Yorkse wolkenkrabber sta weg te waaien, ik heb wel één grote angst: dat er spullen naar beneden vallen. Daar ben ik niet alleen bang voor omdat ik mijn apparatuur met een prijskaartje nu eenmaal liever niet verlies, maar ook omdat ik bang ben dat er dan net iemand onder dat object op de grond zou lopen.
Natuurlijk weet ik dat ik niet zomaar mijn camera over een reling, een koord én een paar bakstenen laat vallen. Toch houd ik mijn camera extra stevig in mijn handen als ik ook maar een paar centimeter richting de reling ga. Dat is dan ook een van de redenen dat het aantal foto’s gemaakt van een bijzonder uitzicht op mijn SD-kaart altijd erg bescheiden is. Op de grond klik ik er wat fanatieker op los dan op grote hoogte.
Soms met volle angst vooruit, en soms ook niet
Gelukkig heeft mijn hoogtevrees me nooit belemmerd in mijn leven. Althans, dat gevoel heb ik niet. Ik zou niet snel ergens NIET heen gaan omdat ik hoogtes spannend vind. En van de dingen die ik door mijn hoogtevrees laat, heb ik niet echt het gevoel dat ik daar persoonlijk iets aan mis. Ik zie mezelf toch niet aan een parachute uit een vliegtuig springen. Ik hoef niet in een penthouse te wonen. En voor de perfecte Instagram-foto’s op balustrades heb ik de enge capriolen niet over. Dan maar een oersaai geposeerd kiekje vijf meter voor diezelfde balustrade.
Maar als ik iets wél heel graag wil, daag ik mijn hoogtevrees graag uit. Zo schommelde ik op de top van de A’dam Tower over de rand van het gebouw (in een volautomatische schommel en dik ingepakt in gordels trouwens), ga ik gewoon met de kabelbaan omhoog richting een rodel-avontuur en lijkt het me fantastisch om nog eens een ballonvaart doen. Ik laat me niet tegenhouden door angst. En ik merk ook: hoe meer ik mijn hoogtevrees uitdaag, hoe minder groot die angst is. Jaren geleden had ik al die dingen nooit gedurfd.
De wildcard
Bergwandelingen maak ik met heel veel liefde. Uitkijktorens beklim ik maar al te graag. En dat ik dan maar met een grote boog om de glazen vloer heen loop en díe ervaring niet heb gehad, neem ik dan maar voor lief. Vol tegen je angsten ingaan is top. Maar het is ook top om jezelf soms een wildcard te geven en dan maar toe te kijken hoe iemand anders die spannende uitdaging aangaat. Om dan nog wel snel iets in zijn oor te fluisteren: “Hang je niet te veel over de reling, schatje?”. Dat beloofde hij.
Heb jij last van hoogtevrees?
BLIJF OP DE HOOGTE
Ik ben benieuwd wat jij vindt…
Recente blogs
Waarom niemand een laatbloeier is (en ik mezelf zo ook niet meer noem)?
Jouw leven, jouw tempo, jouw pad. We weten het allemaal. Toch is het in de praktijk niet altijd makkelijk te accepteren dat dingen anders gaan dan je had gepland of gehoopt. Dat sommige wegen naar de top gepaard gaan met heel veel haarspeldbochten en heuvels. Met loopings misschien zelfs. En dat het dan lijkt alsof er - terwijl jij met horten en stoten vooruitgaat - altijd wel iemand is die jou op een fancy e-bike zonder vuiltjes aan de lucht voorbij racet. Ik heb in mijn leven vaak het gevoel gehad dat ik die ene treuzelaar was die puffend achter de meute aan trapte. Die persoon die alles net een tandje trager of later deed. En waar ik me eerst schaamde voor mijn "laatbloeier" zijn, ben ik daar nu mee gestopt. Want hoezo laat? Hoe kun je nu laat zijn in je eigen leven?
Beter plannen | 7 dingen die ik anders ben gaan doen
Op een gemiddelde werkdag vind je mij met een notitieboekje aan de ene kant, een planner aan de andere kant en een computer in het midden. Ik ben dan ook elke dag aan het plannen, plannen, plannen. Maar een pro planner? Neuh, dat vind ik mezelf niet bepaald. Het kon allemaal wel wat efficiënter dan die lange en ongestructureerde lijstjes die ik dagelijks als geheugensteun gebruik. Beter plannen werd mijn missie. Dit zijn 7 dingen die ik anders ben gaan doen en die ik jou ook kan aanraden.
Inkiekje #117 | Briljante bril, blije bureaulamp & botox in mijn keel
En of er veel gebeurde de afgelopen weken. Terwijl wij de weken tot onze Berlijn-trip al aftellen, stonden er allerlei leuke en spannende dingen op de planning. En vooruit, ook een paar dingen waarbij ik er vooral naar uitkeek dat ze achter de rug waren. Een botoxinjectie krijgen voor mijn darmklachten stond bijvoorbeeld niet heel hoog op mijn zin-in-lijstje. Verder waagde ik me aan een veganize-uitdaging waar ik tamelijk zenuwachtig van werd, kocht ik een nieuwe bril en kreeg ik de allerleukste bureaulamp ooit van een vriendin. Ik neem je mee in de highs en lows in een nieuw Inkiekje.
Ik denk dat een beetje hoogtevrees ook wel realistisch is! Wel heel goed dat je in staat bent om die angst wat opzij te zetten als je dat de moeite waard vindt.
Mij zou je ook niet snel in zo’n kermisattractie vinden met van die hoog ronddraaiende armen met stoeltjes eraan. De afweging lol versus risico valt dan te veel richting risico, vind ik. Maar met sporten klim ik gerust 4 meter omhoog — ik heb het eerst getraind op lagere plekken tot ik vertrouwde dat ik het hoger ook wel kon. Nóg hoger doen we niet, want dan valt lol-versus-risico weer de andere kant op.
Tof dat jij gerust zo hoog kunt klimmen (en sowieso gaaf dat je aan klimmen doet)! En mooi verwoord wat jouw afweging daarin is! Precies zo sta ik er ook in. De kermisattractie waar jij het over hebt, zou ik vanuit die afweging ook zéker aan me voorbij laten gaan 🙂
Brr, jij hebt dingen gedaan die ik echt niet durf. Veilig in een hoog gebouw vind ik ook niet erg, maar op een balkon vind ik niks, net als op (hang)bruggen e.d. Maar een ballonvaart? Nee hoor, dat lijkt me ook helemaal niks. Geef mij maar vaste grond onder de voeten. Uitkijktorens beklim ik ook liever niet.
Oh ja, hangbruggen vind ik ook zeker geen feest. Alles wat wiebelt op grote hoogte, vind ik al snel wat enger 😉 Ik heb zo’n vermoeden dat ik bij een ballonvaart ook enorm de kriebels zal krijgen. Maar dat is dan weer zo’n ding wat me zó gaaf lijkt dat ik er graag mijn hoogtevrees voor opzij zet. Of in elk geval een poging doe 😉
Ik dacht dat ik vroeger hoogtevrees had, maar achteraf denk ik dat me dat was aangepraat, of zo. Tuurlijk vind ik het spannend als ik echt ergens de diepte in kijk, maar gek genoeg heb ik blijkbaar wel het vertrouwen dat ik er niet zomaar inval. En ik snap je plaatsvervangende hoogtevrees. Mijn gozer heeft dat heel sterk met onze huisdieren op het balkon. Het is ook een risico, met katten voornamelijk, dat ze op de railing springen en daar dan rustig overheen lopen (sorry, als iemand nu daar ook de rillingen van krijgt: alleen al denken aan iets risicovols kan soms erg naar zijn). Maar zelf blijf ik er juist heel rustig onder. Als de kat al op de rand sprong, dan dacht ik dat het beter was om ze er kalm en rustig van op te tillen. In plaats van in paniek te raken en zo de kat ook in paniek te brengen.
Verder stap ik rustig in achtbanen, maar zou ik nooit bungeejumpen. Ik heb met kriebels in een bus in Italië gezeten, omdat die op van die smalle weggetjes door de bergen reed, met van die scherpe bochten – en dat zou ik zo weer doen om naar Siena te gaan. Maar ik stap dan weer niet in een zweefmolen. Ik heb denk ik iets van selectieve hoogtevrees 🙂
Oeh ja, ik ben dus zo iemand die dieren op het balkon of op een smal randje ook altijd plaatsvervangend spannend vindt. Aan de andere kant zijn katten wel natuurtalenten in balanceren. Dus een balancerende kat zal altijd beter gaan dan een kind dat op een rand zit 😉
Selectieve hoogtevrees vind ik wel een mooi woord trouwens! Zo zou ik het bij mezelf ook wel noemen. Grappig genoeg vind ik zweefmolens dan weer wel geweldig, maar dat van de smalle weggetjes herken ik volledig.
Of ik last heb van hoogtevrees? Ik denk het wel. Ik vind hoge “open” trappen niet zo prettig. Met open bedoel ik dan van die stalen trappen waar je nog een beetje doorheen kunt kijken. Ook zal ik niet gauw de ladder op gaan om de lamp te vervangen in de nok van ons plafond op zolder. Die is namelijk 4 meter hoog, dus dat pass ik liever. Maar verder stap ik blind in het kleinste vliegtuigje, hou ik van de mooiste hoge uitzichten.
Leuk om te horen wanneer jij er wel en niet last van hebt! Blijft ook leuk om te merken hoe dat voor iedereen weer heel anders is 🙂 De stalen-trappen-angst herken ik helemaal. Ik ben ook altijd blij als gebouwen gewoon een dichte trap hebben.
Ik heb vooral last van valvrees, niet per se hoogtevrees. Ik ben echt als de dood om te vallen en ook – net als jij – om spullen te laten vallen van een hoogte. Ik denk dat jij dat misschien ook hebt. Het is niet per se het hoog zijn bij mij. Als ik in een vliegtuig zit heb ik er geen last van en dat is ook hoog.
Ik heb het sinds kort pas ontdekt.. bovenaan een trap staan.. mijn knieeën gaan automatisch in trilstand.. Ik kijk dan naar beneden om zeker geen trede over te slaan. Een trap zonder leuning? Oh hemel, laat mij alsjeblieft beneden. Terwijl ik enkele jaren geleden tijdens mijn allereerste job voortdurend trappen heb op- en afgelopen. Hoe kan dit nu? Ik weet er het antwoord niet op, maar ik ben toch steeds blij als ik op een begane vloer kan staan, bah.