“Maar wat als ik het eigenlijk helemaal niet kan?” Het is een typische gedachte bij het oplichterssyndroom. Dat is geen enge ziekte waarbij je van de ene op de andere dag met bedriegerstrekjes wakker wordt. Wel is het de hardnekkige overtuiging dat dingen jou maar zijn komen aanwaaien, dat je niet zo getalenteerd bent als het lijkt, en dat je daarmee ooit keihard door de mand gaat vallen. Je kunt nog zulke mooie successen op LinkedIn hebben staan en prachtige complimenten ontvangen. Maar kun je dit allemaal wel echt? Je hebt er zo je twijfels over. Onterecht trouwens! Hopelijk helpen deze 10 tips je een handje om meer in jezelf te geloven.
Wat is het oplichterssyndroom (imposter syndrome)?
Waarschijnlijk ken je het oplichterssyndroom vooral onder de Engelse naam: imposter syndrome. Het is de angst om door de mand te vallen. Je bent bang dat er een moment komt waarop blijkt dat je dingen helemaal niet kunt, en dat mensen dat doorkrijgen. Je doet je werk bijvoorbeeld al 5 jaar naar volle tevredenheid. Maar, zo denk je soms, kun je het eigenlijk wel echt? Heb je echt wel zoveel talenten? Wat als ooit uitkomt dat je het niet zo goed kunt?
Het oplichterssyndroom kun je zien als een vorm van faalangst. Je bent bang dingen niet te kunnen of niet goed genoeg te zijn. Het stemmetje in je hoofd maakt je namelijk wijs dat je helemaal niet kunt wat je doet. Zelfs al heb je het al vaker succesvol gedaan. Je twijfelt zelfs zo hard aan je eigen kunnen dat je bang bent dat ook anderen je ooit ontmaskeren. Zelfs als je dagelijks wordt overladen met complimenten en er al drie functioneringsgesprekken vol lovende woorden op hebt zitten, pieker je nog of je het wel echt zo goed doet. En komt er een keer kritiek? Dan voelt dat als de bevestiging van wat je al dacht: je kunt het niet.
Kortom: hardnekkig spul, dat imposter syndrome. En heel venijnig en onterecht vooral!
Wat zijn de symptomen van het imposter syndrome?
Het imposter syndrome is geen diagnose die je op je voorhoofd geplakt kunt krijgen. Het is een combinatie van karaktertrekken waarin je jezelf wel of niet herkent. Veel mensen hebben er bij vlagen last van. Ik ervaar het zelf bijvoorbeeld regelmatig als ik net voor een nieuwe klant begin en voor het eerst een tekst aanlever. Oh nee, wat nu als ze het helemaal niets vinden? Kan ik echt wel goed schrijven? Ben ik dit bedrag wel waard? Als ik al langere tijd met iemand samenwerk, verdwijnt dat bedriegerssyndroom bij mij meer naar de achtergrond en vertrouw ik erop dat ze vast niet voor niets vaker bij me terugkomen 😉
Dit zijn een paar “symptomen” waaraan je het imposter syndrome kunt herkennen:
- Je denkt dat veel mensen kunnen wat jij kunt. Je schat jouw talenten niet echt op waarde.
- Je hebt last van faalangst. Voordat je iets gaat doen, zie je al voor je hoe het in de soep loopt. Misschien is de angst zelfs zo groot dat je het maar helemaal niet doet.
- Als je successen behaalt, denk je dat dat ligt aan de omstandigheden of gewoon een toevalstreffer is. Je wijt het niet aan je eigen kunnen.
- Je bent perfectionistisch en legt de lat graag hoog. Middelmatig of “gewoon goed” is niet uitstekend genoeg.
- Je gaat vaak extra hard je best doen (harder werken, nog meer voorbereiden, veel tijd steken in de puntjes op de ‘i’, etc.), zodat de kans kleiner is dat het misgaat.
- Of je hebt juist last van uitstelgedrag en begint ergens maar helemaal niet aan, uit angst dat het anders vast in de soep loopt.
- Je vindt het lastig om complimenten te geloven. Misschien denk je dat mensen die mooie woorden alleen maar zeggen om aardig te zijn.
- Je bent bang om niet goed genoeg te zijn of bang voor afwijzing.
- Misschien doe je je onzekerder voor dan je bent. Een handige tactiek: als het dan mislukt, dan hadden mensen al niet zulke hoge verwachtingen van je en voelt het minder erg.
- Je kunt ook bang zijn om hulp te vragen. Want als je er hulptroepen bij haalt, val je door de mand als iemand die het inderdaad niet kan. Althans, dat denk je.
Uit onderzoek van Psychologie Magazine blijkt dat je meer kans hebt op imposter syndrome als je hoog opgeleid bent, vaak aan jezelf twijfelt, perfectionistisch bent en weinig zelfvertrouwen hebt. Als je ouders jou controlerend of overbeschermend hebben opgevoed of als ze erg gefocust zijn/waren op prestaties, vergroot dat je kans op imposter syndrome.
Jammerlijk feitje: imposter syndrome neemt bij veel mensen niet af naarmate ze promotie maken of hogerop klimmen. Dat bewijst maar weer dat iedereen last kan hebben van het oplichterssyndroom. Ook als je al tien promoties achter de rug hebt en een jaloersmakend cv op je LinkedIn hebt staan.
Wat te doen tegen het imposter syndrome?
Ben je aardig klaar met dat stomme stemmetje dat altijd een reden zoekt om jou de grond in te boren, of je successen teniet te doen? Been there, done that. Zoals iedereen heb ik ook nog weleens last van imposter syndrome als ik iets nieuws en spannends ga doen. Maar over het algemeen houdt het stemmetje bij mij vaker zijn mond. Je kunt je imposter-stemmetje écht een toontje lager laten zingen.
De belangrijkste tips die voor mij het verschil maakten? Een complimentenmap en een ultieme clichétip der clichétips (iets met mildheid enzo). Dat en 8 andere tips waar jij misschien ook iets aan hebt, deel ik hieronder.
1. Herken je gedachten als het oplichterssyndroom en handel er niet naar
Typische “imposter syndrome”-gedachten kun je goed herkennen. Ze zijn in een totaal onconstructief jasje gegoten en hebben vaak iets weg van formuleringen als “Ik doe het niet goed genoeg“, “Ik kan dit niet” of “Nee joh, dat stelde niets voor!”. Merk je dat je in zulke gedachten verzeild raakt? Herken ze dan als het oplichterssyndroom en besef dat dit een tetterend stemmetje in jou is dat nu eenmaal vaak de kop opsteekt. Maar besef ook dat jij de niet-onderbouwde adviezen van dit stemmetje niet klakkeloos hoeft op te volgen.
Achter die typische imposter syndrome-gedachten gaat vaak van alles schuil. Misschien denk je regelmatig terug aan die ene zeldzame keer dat iets fout ging, aan de leidinggevende die altijd wat op je aan te merken had of aan een ex-partner voor wie het niet snel goed genoeg was. Of misschien vergelijk je jezelf met iemand anders aan wie jij in jouw ogen niet kunt tippen.
In al die gevallen zit er vaak maar één ding op: niet in je imposter-gedachten meegaan. Herken ze als typische gevalletjes van oplichterssyndroom, maar ga er dwars tegenin. Wees als die eigenwijze puber wiens moeder zegt “Nee, dat moet je echt niet doen!” en die het dan nog zelfverzekerder en met meer plezier tóch doet.
Er is maar één manier om je angstgedachten uit te dagen, en dat is door op een voor jou haalbare manier tegen je angst in te gaan.
En nee hoor, je hoeft jezelf niet meteen op een groot podium te werpen als keynote speaker om van je faalangst af te komen. Begin met kleine stapjes. Neem wél het woord tijdens die vergadering, stel een spannende vraag tijdens een lezing, of pak een taak op die niet tot je normale dagelijkse workload hoort. Kortom: laat je oplichterssyndroom een poepie ruiken door te laten zien dat je dit lekker wel kunt.
2. Besef dat we allemaal deze angst herkennen
Er loopt niemand op deze aardbol rond die nog nooit heeft gedacht “Goh, kan ik dit eigenlijk wel?”. Bijna iedereen heeft weleens imposter syndrome-achtige gedachten. Ja, ook de mensen die jij bewondert. Ook je zelfverzekerde baas. Ook die vriendin die altijd zo stoer overkomt. Ook de influencer tegen wie je opkijkt en die alles voor elkaar lijkt te hebben.
Zelfs bekende acteurs, geprezen schrijvers, grote sprekers en ogenschijnlijk onbreekbare politici hebben er last van. Laat dat een teken zijn dat je misschien soms wel bang bent dat je het allemaal niet kunt, maar dat dat niets zegt over jouw échte kunnen.
Het is hartstikke menselijk dat je je zo voelt. Zie jezelf niet al die ene persoon die de boel maar voorliegt. Zie jezelf als een van de miljarden mensen die soms twijfelen aan zichzelf, maar meer kunnen dan ze denken. En zie al die mensen die net zo goed imposter syndrome hebben als jij (zoals sterke vrouwen als Meryl Streep en Michelle Obama) als bewijs dat je ook mét die angst meer kunt bereiken dan je denkt.
3. Verlaag je lat: fouten zijn geen ramp
Het imposter syndrome gaat vaak gepaard met torenhoge latten. Van die latten die je zelfs op je tenen nog niet kunt bereiken. Wat je doet, moet je goed doen. Fouten maken mag niet. En die spannende presentatie moet er uiteraard wel vloeiend uitkomen. Maar spannende dingen aangaan wordt al minder spannend als het minder perfect hoeft. Als perfecte prestaties je doel zijn, dan is de kans inderdaad groot dat je je glazen-plafond-achtige verwachtingen niet waarmaakt. Dan wordt het bloedstollend spannend om nieuwe dingen ook maar een kans te geven. Zonde! Je kunt je namelijk ook voornemen dat je het “gewoon gaat proberen”.
Zelfs de beste TED-talk-sprekers struikelen weleens over hun woorden. Ook topsporters hebben af en toe hun dag niet en presteren dan ver beneden medailleniveau. En iedereen – ook tekstschrijvers, ik spreek uit ervaring! – laat weleens spelfouten in een tekst glippen. Niemand is perfect. Dus waarom zou je dat van jezelf verwachten? Ga met een lagere lat vooraf de uitdaging aan.
4. Geloof niet alles wat je denkt
Dat je denkt “Ik bak er in werkelijkheid helemaal niets van”, betekent niet dat dat de snoeiharde werkelijkheid is. En jij gelooft misschien dat je successen het gevolg van een toevallige cocktail van geluk, toeval en goede hulp waren. Maar wie zegt dat jij er niet zelf een aandeel in had?
Mij heeft het enorm geholpen om niet meer alles wat door mijn hoofd schiet voor waar aan te nemen. De bedriegersuitspraken komen vaak van een overmatig kritisch stemmetje in je hoofd. En die stem zal nu eenmaal niet snel rijkelijk met complimenten en “Jeetje, wat ben jij een topper!”-achtige uitspraken strooien. Nee, die heeft altijd wel iets te miepen.
En nu is het heel ellendig, die polonaise van venijnige woorden die door je hoofd danst. Maar besef dat jij niet klakkeloos in die nare-woorden-polonaise hoeft mee te gaan. Je kunt ook toekijken hoe de polonaise voorbij hobbelt. Zie hun getetter aan voor achtergrondmuziek. Je kunt ernaar luisteren, maar je kunt ook besluiten lekker je ding te doen zónder al te aandachtig aan te horen wat ze precies naar je zingen.
Je bent je gedachten niet. Geloof niet alles wat je denkt.
5. Schrijf op waar je goed in bent (vanuit de derde persoon)
Wat als je die zelfkritische pet afzet en met een meer neutrale blik naar jezelf kijkt? Stel: jij speelt voor je beste vriendin of je collega en kijkt door haar ogen naar jou. Hoe zou diegene jou omschrijven? Wat zou hij of zij van je zeggen? Welke talenten zou diegene je toeschrijven? En welke prestaties zou die persoon bewonderen in jou? Maak er een mooie lijst van en laat extra goed tot je doordringen wat daar allemaal op staat.
Vind je het lastig om door de bril van een ander naar jezelf te kijken? Vraag dan aan een paar mensen die je dierbaar zijn hoe zij je zouden omschrijven. Welke 3 woorden komen het eerste in hun op als ze aan jou denken? Of lees eens verslagen terug van oude functioneringsgesprekken of mooie complimenten die je ooit kreeg.
Wedden dat dit mooie lijstje voor geen meter klopt met hoe je innerlijke imposter naar jou kijkt!
6. Vul een complimentenmap op je computer
Dit is al jarenlang mijn lievelingstip om meer zelfvertrouwen te kweken. Ik kreeg de tip ooit van een oud-collega toen ik op een niet bijzonder complimenteuze werkplek werkte. Op een dag kreeg ik een compliment van een leidinggevende. Ik was in rep en roer. Wauw, ik had iets goed gedaan! “Joh, sla het compliment op in een complimentenmap! Deze moet je bewaren voor andere momenten”, tipte mijn collega me direct. Sindsdien – jaren later – heb ik die complimentenmap altijd aangehouden en ben ik hem blijven aanvullen.
Ik sla in deze digitale map nog steeds de mooiste complimenten in op die ik heb ontvangen. Soms zijn dat reviews van klanten, dan weer toffe appjes, kaarten waar ik stil van werd, uitgeschreven mondelinge complimenten of gewoon iemand die zegt “Jeetje, wat heb je dit mooi op papier gezet!”. Al die woorden staan geschreenshot of geknipt en geplakt in een map op mijn harde schijf. Daardoor heb ik altijd een lading mooie woorden bij de hand als op een ander moment de onzekerheid toeslaat. Ik open dan een paar oude complimenten en dat wakkert binnen een paar minuten mijn zelfvertrouwen weer aan. Wie weet helpt het jou ook.
7. Vier je successen (hoe klein ze ook zijn)
Een bekend fenomeen bij het oplichterssyndroom is dat je hoge lat nooit een top lijkt te bereiken. Je hebt nog maar net het ene succes behaald of er ligt alweer een nieuw doel op de plank. Dat je net een succes hebt behaald? Daar sta je nauwelijks bij stil. Succes? Welk succes? Dat was vast gewoon mazzel. In elk geval niet iets bijzonders. Maar als je zo genadeloos over je eigen successen heen stapt en het niet snel goed genoeg vindt, dan is het lastig om tegenbewijs voor je imposter syndrome te verzamelen. Dan zie je over het hoofd wat allemaal wél goed gaat en wat je allemaal presteert.
Vier daarom vaker feestjes. Dat hoeft niet groots met champagne, dure cadeaus en hordes vrienden die al toeterend en met feestmutsjes en spandoeken door de kamer polonaise lopen. Het kan ‘m al zitten in 5 minuten stilstaan bij hoe goed je dit wel niet hebt gedaan. Of maak een foto van jezelf na zo’n prestatie, zodat je eraan terugdenkt als je weer eens door oude foto’s op je telefoon scrolt. En heb je echt iets groots gedaan? Beloon jezelf er dan eens extra voor, bijvoorbeeld met een lekkere lunch of een onverwachte middag vrij. Daardoor blijven je successen beter hangen en kun je ze voortaan gebruiken in de strijd tegen je imposter syndrome.
8. Wees vaker mild voor jezelf
Mijn eigen beste remedie tegen het oplichterssyndroom? Cliché maar waar: liever voor mezelf zijn. Als je in het algemeen stopt met jezelf afbeulen, zal het oplichterssyndroom minder vaak om de hoek komen kijken. Ben je gestrest? Doe dan iets wat helpt om de stress te verminderen in plaats van jezelf ook nog neer te halen dat je het vast niet kunt. Dat helpt je niet verder, ontspanning wel. Heb je iets spannends gedaan? Geef jezelf een schouderklopje, alleen al voor die prestatie. Ja, ook als je nog een verbeterpunt of tien kunt bedenken. Eerst een schouderklop! En heb je een rotdag gehad? Dwing jezelf niet om direct aan de slag te gaan met nóg meer verplichtingen. Je mag best 15 minuten uitgeteld op de bank liggen met kattenfilmpjes op.
Wanneer je vaker mild bent voor jezelf, voelt het minder normaal om altijd iets aan te merken te hebben op jezelf. Het wordt dan meer een gewoonte om jezelf moed in te spreken, lief te zijn en soms ook je schouders op te halen als iets niet lekker liep.
9. Meet jouw prestaties niet af aan die van anderen
Hoe goed je ook bent, er zullen altijd mensen zijn die beter zijn dan jij. Kijk maar naar de Olympische Spelen. Als je een keer Olympisch kampioen bent geweest, is dat eigenlijk nog niet genoeg. Er zijn ook mensen die 8x kampioen zijn geweest. Misschien zelfs vaker. Dus hup, dat moet beter! En je kunt nog zo’n goede schrijver, makelaar of fotograaf zijn, maar ongetwijfeld kijk je op Instagram ook regelmatig met een jaloerse blik naar mensen die in jouw ogen nóg beter zijn.
Alleen het gaat er om dat jij de beste van de besten bent. Als iemand anders iets beter, sneller of makkelijker kan dan jij, betekent dat niet dat jouw prestaties er niet toedoen. Focus op je eigen pad. Als jij voor het allereerst een lezing voor 10 mensen geeft, dan mag je al supertrots zijn dat je dat hebt gedaan. Ga jezelf dan niet vergelijken met mensen die van lezingen geven hun werk hebben gemaakt. Weet ook dat je niet de beste in je vak hoeft te zijn om iets te kunnen doen. Als je maar ergens begint en ermee doorgaat, kan het niet anders dan dat je steeds een beetje beter wordt.
Weet ook dat het niet altijd gaat om ‘beter’ of ‘minder goed’. Soms is het vooral belangrijk om het op JOUW manier te doen en ergens JOUW stijl in te vinden. Hoe je het dan ook doet: als je trouw blijft aan jezelf, doe je het al goed.
Zo neem ik voor werk veel interviews af en baalde ik soms dat ik niet de Eva Jinek-achtige interviewer ben die overal pijlsnel op inhaakt en heel ad rem is. Maar laatst kreeg ik juist een compliment van een interviewee dat ik zo goed luister en niet oordeel, en dat het daardoor een fijn gesprek was. Di besloot ik in mijn zak te steken. Vergelijken is blijkbaar niet nodig. Dit is mijn manier – misschien niet die van anderen – maar dat is prima.
10. Doe vaker dingen waarin je kunt en mag falen
En een laatste speelse tip: stort je vaker op dingen waar je in principe niets van bakt. Oftewel: dingen voor het eerst doet en waarvoor je – voor zover je weet – geen aangeboren talent hebt. Het leuke daarvan is dat je er al met een lekker lage lat in gaat. Ik had dat bijvoorbeeld met een workshop schilderen. Ik heb zeker geen schildertalent en had ook niet de verwachting dat ik met een ophangwaardige Picasso naar huis zou gaan. Maar dat hoefde ook niet. Mijn doel was om plezier te hebben en iets nieuws te ontdekken.
Precies dat helpt om minder bezig te zijn met grootse prestaties en hoge latten. Speel, ontdek, leer, verken en accepteer dat je soms ook maar gewoon wat probeert. Dat doen we uiteindelijk allemaal.
Heb jij weleens last van het imposter syndrome? Wat helpt jou daarbij?
Wil je dit artikel bewaren? Sla het op via Pinterest met de afbeelding hieronder:
BLIJF OP DE HOOGTE
Ik ben benieuwd wat jij vindt…
Recente blogs
High Sensation Seeker (HSS) | wanneer je als HSP’er óók prikkels zoekt
Hoogsensitieve mensen staan over het algemeen bekend als rustzoekers. Maar er is ook een subgroep binnen de hoogsensitieve mensen die én snel overprikkeld én snel onderprikkeld raakt. Zij hebben aan de ene kant stilte en ontprikkeling nodig, maar houden aan de andere kant juist van uitdaging, reuring en nieuwe indrukken. "Verrek, dus dát is het!", dacht ik toen ik de term High Sensation Seeker tegenkwam. Ik ben prikkelgevoelig en kan snel overweldigd raken. Maar aan de andere kant ben ik gek op veel tegelijk ondernemen, houd ik meer van drukke steden dan van het bos én raak ik verveeld als ik weinig omhanden heb. Wat is een High Sensation Seeker? En hoe ga je om met de lastige paradox van zowel rust als sensatie zoeken?
Geen gezichtsverzorging? Ik ga mijn leven beteren!
Wist je dat er vrouwen bestaan die echt nul komma nul aan gezichtsverzorging doen? Wist je dat er vrouwen zijn die met mascara nog op hun ogen en een gezicht vol foundation 's avonds in bed gaan liggen? En wist je dat ik tot een van die vrouwen behoor? Ai, die bekentenis deed even zeer. Hoewel ik het heerlijk vind om mezelf op te maken en met make-up in de weer te zijn, gebruik ik al jarenlang geen gezichtsverzorging meer. Ik gooi 's avonds wat water in mijn gezicht, was mijn mascara er onder de douche af en that's it. Zo kon het niet langer, vond ik. En daarom heb ik besloten mijn leven te beteren en eindelijk aan de gezichtsverzorging te gaan. Vandaag laat ik je zien wat ik kocht om dit voornemen waar te maken.
Wat doe ik anders sinds ik blog?
Mijn blog heeft me in sommige opzichten veranderd. Of nou ja, ik ben nog altijd dezelfde Romy. Met hetzelfde rode haar, dezelfde kleurrijke jurkjes en dezelfde kat-uit-de-boom-kijktaferelen als voordat ik Vaker Vrolijk begon. Toch zijn er wel dingen die ik anders doe sinds ik mijn eigen plekje op het wereldwijde web heb. Dat varieert van een tikkeltje meer idealisme en een extra dosis zelfspot tot een nieuwe ochtendroutine. Deze 10 dingen doe ik anders sinds ik ben begonnen met bloggen.
Ja.
En dat is ook heel simpel: wat ik doe is voor mij enorm eenvoudig, ik snap niet dat mensen mij daarvoor nodig hebben. Tegelijk denk ik – wéét ik – dat ik lang niet alles weet in mijn vakgebied. Maar dit is wat ik vergeet en waarom het imposter syndrome zo makkelijk vat heeft op mij: ik kan alle problemen oplossen die ik tegenkom. Ik heb nog nooit iets – in mijn vakgebied – opgegeven.
En ik vraag mezelf nooit ‘kan ik dat wel?’ Het is meer een ‘Nee joh, daar zijn anderen toch beter in’. Omdat ik denk dat wat ík doe eenvoudig is, en dus – logisch – moeten anderen daar wel beter in zijn.
Ik kom er nu achter dat er wel heel veel webbouwers zijn die geen last hebben van imposter symdrome en ook niet doorhebben dat ze mijlenver achter mij aanlopen. 🙂